GOVERT CALLENBACH 1866-1932 (5.4) en ADRIËNNE M.A.G. HOOIBERG 1867-1958

Door Willem G.J. Callenbach (5.7.5)

Het is alweer bijna zestig jaar geleden dat Govert Callenbach gestorven is. Er zullen nog maar weinig familieleden zijn die hem in leven gekend hebben. Maar deze mens was door zijn eenvoud, werklust, eerlijkheid, begrip voor de medemens en zijn vakkennis een voorbeeld voor allen. Juist daarom plaatsen wij hem nu in het voetlicht, een plaats die hijzelf allerminst voor zich bedoeld had, maar die hem juist daarom toekomt. Hij leek veel op zijn vader.
Zijn vrouw, ‘tante’ Adriënne, zoals zij door ons allen, behalve natuurlijk door haar kinderen, Anneke Rijks-Callenbach (87) en Diek Eldermans-Callenbach (87) genoemd werd, is 'pas' 34 jaar geleden gestorven. Aan haar hebben meerdere familieleden een aangename herinnering. Beiden waren vriendelijk, voorkomend, behulpzaam en humaan, Adriënne was daarbij vooral goedlachs. Zij had het vermogen om steeds iets jeugdigs in uiterlijk en geest te bewaren. Hoewel men geneigd zou zijn het leven van die twee nauw met elkaar verbonden mensen als hard te beschouwen, is de werkelijkheid toch anders. op een natuurlijke wijze verwerkten zij het leven met de nodige veerkracht. Zij aanvaardden het leven zo als het kwam.

Govert stamde uit het huis van de eerste boekhandelaar, drukker, boekbinder, uitgever, schriften- en lijstenmakerij G.F. Callenbach, het vijfde kind van ds. C.C. Callenbach. George Frans Callenbach en Dina R.C. Ophorst hadden negen kinderen, zes zonen en drie dochters.
Eén van de meisjes, Cato, trouwde met ds. P.J. van Melle de tweede, Keetje, met Gerard Hana, mede-eigenaar van Uitgeverij Callenbach en de derde, Dien, bleef ongetrouwd.
Van de zes jongens was Cornelis de oudste, hij nam later de drukkerij voor zijn rekening. Dan volgde Koos, die aanvankelijk voorbestemd was om ook drukker te worden, maar die een meer wetenschappelijke instelling had en later het ambt van predikant ambieerde. Het vierde kind Callenbach was Govert, maar hierover later. Dan volgde Willem als zesde kind. Hij overleed op veertienjarige leeftijd. Na hem volgde George Frans, de tweede uitgever, en als negende kind Henri Philip, hij werd slechts twee en een half jaar.

Govert werd op 28 oktober 1866 te Nijkerk geboren. Hij was een echt moederskindje, maar volgens zijn zuster Cato was hij ook ondeugend. Dat Cato gelijk had bleek wel uit een van zijn eigen verhalen over het ingooien van een raam in de kerk. En hier laten wij een verhaal volgen van een dochter van Govert, Anneke Rijks-Callenbach:
“In vaders jeugd was voetballen nog niet bekend. Steenwerpen was toen een geliefd spel, waaraan hij erg graag meedeed. Eens schoot de steen uit zijn hand en trof het raam van de kerk. Het was een ontzettende misdaad, die hij wel aan zijn vader moest biechten. Bijna huilend stotterde hij: "Ik kon het echt niet helpen, we speelden maar." Zo was het antwoord: "Dan mag je voor straf niet meer spelen eer je de 119e psalm uit je hoofd hebt geleerd en hier bij mij hebt opgezegd." (De 119e psalm is de allerlangste en telt liefst 88 coupletten van zes regels.) Wat een dwaze en onredelijke straf, zouden wij zeggen. Toch vond vader bijna zestig jaar later troost in enkele van die woorden.”
Dat hij een moederskindje was bleek ook uit de verhalen die hij vertelde over zijn broertjes die jong gestoven waren. Kleine Henri’tje kon nog niet eens lopen. Hij had suikerziekte. Govert vertelde over hem: "Kleine kristalletjes schitterden op de vloer, en mijn moeder huilde zo." Nog dieper trof hem het heengaan van zijn speelmakkertje, de veertienjarige Willem. Ook hij had suikerziekte.

Govert was een stille gevoelige jongen die uitgroeide tot een stille ijverige man, die maar zelden in het openbaar zijn stem liet horen. In de drukkerij van zijn vader was eigenlijk geen plaats voor hem. Maar in de machinebouw lag een toekomst. In Nederland kon hij zijn technische belangstelling niet bevredigen, daarom werd hij naar Leipzig gestuurd waar hij op de toenmalige ‘Typogaphenschule’ aan zijn technische behoefte kon voldoen. Hij volgde daar de opleiding machinebouw en leerde tevens het drukkersvak. In die jaren ontstond bij hem het plan om met de nieuwste machines naar Zuid-Afrika te gaan en daar voor de Nederlands sprekende bevolkingsgroep Nederlandse boeken te drukken en uit te geven, evenals zijn vader dat in Nijkerk deed. Met een vriend, Han Uden Masman, de vader van de later zo bekende musicus Theo, trok hij naar Pretoria. Zij vestigden daar een degelijk opgezette kleine drukkerij. Behalve hun kennis van het drukkersvak was Govert toch in de eerste plaats de technicus en Han de zakenman. De zaak was nog maar nauwelijks van de grond gekomen of de Boerenoorlog brak uit. De strijd van ‘de Boeren’ tegen het machtige Engeland was ontbrand. Van enige vorm van zakendoen was toen geen sprake meer. Dus trokken Govert en Han, met hun sterk rechtvaardigheidsgevoel, ten strijde. Onnodig om te zeggen dat zij de partij van de Boeren hadden gekozen, die toen hun Tweede Vrijheidsstrijd streden (1899-1902). Govert vertelde hierover aan zijn kinderen hoe hij toen vervuld was van haat tegen die lelijke ‘Rooinecks’ en vol liefde voor het prachtige land met zijn ‘kopjes’ waarachter zij zich verscholen. Maar deze liefde mocht niet baten, de overmacht was te sterk. Steeds verder werden zij teruggedrongen totdat zij in het land van de Bosjesmannen kwamen. Daar zijn ze door de Engelsen gevangengenomen en in een concentratiekamp terechtgekomen. Volledig berooid mochten zij weer naar Nederland terugkeren. Voor Govert was het precies op tijd om bij het sterfbed van zijn moeder te zijn.

Er moest toen een nieuw leven worden opgebouwd. Hij solliciteerde op een advertentie van Drukkerij Hooiberg in Epe, en werd daar aangenomen. Hij vond er zijn aanstaande vrouw, wat de Nijkerkse Courant van eind september 1903 de aanleiding gaf het volgend bericht te plaatsen:

"Onze oud-plaatsgenoot, de heer Govert Callenbach, zal binnenkort in het huwelijk treden met mejuffrouw Adriënne Hooiberg uit Epe, dochter van de aldaar gevestigde Drukkerij Hooiberg."

Wat is hij daarmee geplaagd.

Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren, in 1905 een tweeling: Anne, de latere vrouw van Gerrit Rijks, fabriekschef van Verkade NV in Zaandam en Diek (D.R.C.), de latere vrouw van John Eldermans, reclasseringsambtenaar. In 1908 werd George Frans geboren.

Een broer van Adriënne had de leiding van Drukkerij Hooiberg van zijn vader overgenomen. Govert, de zachtzinnige, kon niet met hem samenwerken en besloot toen zijn ontslag te nemen.

Na het plotselinge einde in de relatie met Drukkerij Hooiberg was het een geluk dat Govert nog steeds contact gehouden had met zijn oude compagnon uit Zuid-Afrika, Han Uden Masman. Deze liep rond met plannen om Drukkerij De Atlas in Den Haag over te nemen. Maar alleen durfde hij het niet aan. Dat Govert nu vrij kwam was voor hem een uitkomst. Samen namen zij het bedrijf in 1910 over. Hier hebben zij heel hard gewerkt. Het bedrijf groeide en het gebouw werd tenslotte te klein, een groter pand werd gekocht. De drukkerij liep erg goed totdat de Wereldoorlog van 1914 kwam. Het was voor een handelsdrukkerij erg moeilijk om toen het hoofd boven water te houden. Menig keer is Govert toen thuisgekomen met te weinig geld voor het noodzakelijke onderhoud van het gezin, want de lonen van het personeel dienden eerst betaald te worden voordat het gezin in aanmerking kwam.

 

Tijdens de oorlog kreeg Govert de bekende Callenbachkwaal, de suikerziekte, die zijn zuster Keetje gesloopt had en waaraan zijn twee broer en zijn vader gestorven waren. Zijn einde leek in zicht. Hij lag al in coma toen de dokter voorstelde het nieuwe geneesmiddel, waarmee nog maar weinig ervaring waren opgedaan, insuline, te proberen. Het bleek voor Govert een wondermiddel. Hij genas vanaf het moment dat de eerste prik werd toegediend en leefde daarna nog achttien jaar. Weliswaar met een streng dieet en natuurlijk de injecties, en wat nog moeilijker was minder werken. Maar Govert kon toch nog functioneren.

Zorgen waren er wel, maar daarboven stond een prettig gezinsleven. En hier schuilt weer de kracht van Adriënne, zij wist steeds de goede stemming erin te houden. Er werd veel gezongen en gelezen. Wanneer de kinderen vroegen: "Moeder mag vader ons vanavond voorlezen?", dan keken die twee elkaar aan en was het antwoord: "Als vader wil en niet te moe is."

Nog voor zijn zestigste jaar moest Govert het werk neerleggen. Zijn hart speelde hem parten. Het gezin verhuisde toen naar het landelijke Putten. De dochters trouwden en George had ook zijn bestemming gevonden als mede-eigenaar in Drukkerij Callenbach en Timmer te Schoonhoven. Een tijd van genieten van de resultaten van een arbeidzaam leven scheen aangebroken.

Maar juist toen kwam de grote klap. Op 1 juli 1930, tijdens een geweldige zomerstorm, fietste George langs de Lek bij Schoonhoven naar huis. Op onverklaarbare wijze is hij te water geraakt en verdronken. Onnodig om te zeggen dat dit voor de ouders een zware slag is geweest. Gelukkig heeft Govert nog zijn oudste kleindochter op zijn armen gehad.

Het huisje aan de Drieseweg was veel te eenzaam geworden. Mevrouw Zernike, Adriënnes oudste vriendin, bracht de oplossing, want vlak naast haar woning in Doorn kwam een klein huis leeg. In een paar dagen was het beslist; de Callenbachs zouden daarin trekken. Slechts anderhalf jaar woonden zij daar. Toen stierf Govert aan een hartkwaal op 7 november 1932.

Evenals zijn zoon George Frans werd hij in Nijkerk begraven. Adriënne stierf in haar geboorteplaats Epe op 22 mei 1958, en ook zij werd bij haar man en zoon begraven.

Er is nu echter nog een punt, wat tekenend is voor de tijd waarin Govert en Adriënne leefden dat vermeldenswaard is.
Toen George overleden was, ging Diek naar ds. Van Melle. de zwager van Govert en Adriënne, om hem te verzoeken een woord van troost te spreken tot de ouders. ‘Oom’ Van Melle was diep geschokt. Hij was zichtbaar aangedaan en liep over van medelijden met de ouders. Hij krabde wat over zijn bol, waarbij zijn kalotje op en neer wipte. "Nee" zei hij, "ik kan het niet, dat is te erg: Ik moet hen dan ook zeggen dat hun kind verloren is, want hij bewandelde niet de rechte weg."
Deze uitspraak vereist natuurlijk een verklaring. Het geval was dat Govert en Adriënne beiden Remonstrant waren en dit was voor een orthodoxe hervormd predikant een onoverkomelijke zaak om zalig te kunnen worden. En we kunnen het ‘oom Piet’ niet eens kwalijk nemen dat hij er zo over dacht. Hij meende het werkelijk en hij was ook maar een kind van zijn tijd.
Daar staat tegenover dat de ouders op het graf van George lieten zetten:
        "Het is het reiskleed alleen dat wij borgen,
        Hemzelf wacht een nieuwe morgen."

(Eerder gepubliceerd in het familieblad “De Profeet van de Veluwe” 8ste jaargang nr. 29 (feb. 1992)