Honderd jaar geleden, op 7 november 1898, werd onze vader Frederik Johannes
Callenbach, in Nijkerk geboren. Dat lijkt mij een goede aanleiding om hier iets
over hem te vertellen, al besef ik dat bijna de helft van zijn leven zich heeft
afgespeeld voor mijn geboorte.
Hij was het 4e kind van Cornelis Carel Callenbach( 1. 3.) en Jacoba Jeannette
Spruyt.
Johanna, het oudste kind van mijn grootouders, was vier en een halfjaar toen
mijn vader werd geboren. Het tweede kind, een meisje dat Frederika Johanna
heette, was maar 10 maanden oud geworden en op 3 juli 1896 gestorven. Zij was
vernoemd naar haar grootvader Spruyt, Vader heeft wel eens verteld dat zij
Frieda werd genoemd. Een klein jaar later kwam er een jongetje die de namen van
zijn vader en ook van zijn groot- en overgrootvader kreeg: Cornelis Carel. Ook
hij stierf jong, nog geen vijf jaar oud. Toen mijn vader kwam werd grootvader
Spruyt opnieuw vernoemd en zo kreeg hij de namen Frederik Johannes en werd Frits
genoemd evenals alle neven van de Spruytentak die naar hun grootvader heetten.
Vader is geboren op het Molenplein, het huis staat er nog, naast de
Evangelische(?) Boekhandel. Later verhuisde de familie naar de Langestraat, waar
een mooi nieuw huis werd betrokken. Na de dood van Opa hebben tante Han en oom
Cor de Vries daar met hun gezin gewoond.
Na Vader kwam nog Frederika Maria- Miesje- naar wie onze voorzitster is genoemd.
Zij stierf toen ze zestien was in 1917, een gebeurtenis die een onvergetelijke
indruk moet hebben gemaakt op het hele gezin. Als kind kon ik dat verdriet nog
voelen als er over haar verteld werd. Onze oom Kees (van de Meinskamp), geboren
in 1902 was de hekkensluiter. Hij werd de drager van de familienamen; dat je een
kind de namen gaf van een gestorven broertje wekt nu misschien verwondering,
maar was toen heel gebruikelijk. Van de zes kinderen van mijn grootouders zijn
er dus maar drie volwassen geworden.
Ze hebben een gelukkige jeugd gehad, ouders die dol waren op elkaar en op hun
kinderen, een gastvrij huis waar familie en vrienden welkom waren. Veel foto's
getuigen van logeerpartijen en uitjes. Met plezier kon vader daarover vertellen.
Twee jaar na hun zilveren bruiloft stierf grootmoeder Callenbach, Vader was toen
nog geen twintig. Haar kinderen noemde haar Maatje en Vader sprak tegen ons over
"Omaatje".
Na de lagere school ging Vader naar het gymnasium in Amersfoort, de reis werd
dagelijks gemaakt met de trein naar het oude station aan het Smalle Pad dat nog
steeds bestaat.
De school lag niet ver lopen daarvandaan aan de West singel.
Na zijn eindexamen lag een loopbaan in de drukkerij voor de hand, maar toen
vader daar twee jaar had gewerkt kwam van de familie Spruyt het voorstel dat de
jonge Frits bij de Scheepjeswol zou komen werken. Maar dan zou hij wel eerst nog
wat moeten studeren. Gekozen werd voor Rechten dat als algemeen vormend werd
beschouwd. Die studie heeft veel invloed op hem gehad en zijn horizon enorm
verruimd. Zijn hele leven heeft hij veel belangstelling gehouden voor
geschiedenis, staatsinrichting en economische vraagstukken.
Scheepjeswol was het bedrijf van de familie van de grootmoeder van moederskant
die van Schuppen heette evenals de grondlegger van de fabriek: D(irk) S(teven)
van Schuppen. Zijn hele werkzame leven zou hij daar blijven.
Nadat Hannie in 1919 en Kees in 1927 waren getrouwd, bleef Vader als vrijgezel
bij zijn vader wonen en reisde met de auto op en neer naar Veenendaal. Toen hij
hoorde dat de eigenaars begonnen waren "Kruishaarse Berg" even buiten
Nijkerk af te graven om het zand aan de Zuiderzeewerken te verkopen en de grond
te ontginnen, ging hem dat zo ter harte dat hij het terrein in 1934 kocht. Het
afgegraven deel werd weer opgevuld en zo ontstond het vennetje dat een geliefd
doel werd voor uitstapjes. Tot op de dag van vandaag neemt het terrein een
belangrijke plaats in in ons leven.
In 1935 trouwde Vader met Paula Maas. Om de overgang voor het stadsmeisje uit
Haarlem niet al te groot te maken, vestigde het jonge paar zich in Amersfoort
waar achtereenvolgens Julia Helena, Cornelis Carel en Elisabeth Irene werden
geboren.
Er bleef een zeer geregeld en hartelijk contact met Nijkerk, ik herinner mij
talrijke bezoeken met de auto, de fiets en de trein.
Toen de oorlog uitbrak hadden we net een nieuw huis in Amersfoort betrokken.
Ook de Duitsers zagen er wel wat in zodat het in 1942 werd gevorderd en wij
werden ingekwartierd bij een oude dame die op haar beurt bij haar dochter
introk. Na ernstige beschietingen, bombardementen? van het spoorwegemplacement
waar we vlakbij zaten, besloten mijn ouders het aanbod van oom Kees en tante
Reintje aan te nemen en naar de Meinskamp te gaan. Zo zijn we in september 1944
gastvrij opgenomen in hun gezin. Voor de ouders was het een spannende,
zorgelijke tijd. Maar wij als kinderen bewaren daar goede herinneringen aan en
dat zie ik achteraf als een grote prestatie van de beide ouderparen. Zij zijn
erin geslaagd ons een beschermd gevoel te geven en onder die omstandigheden in
harmonie met elkaar te leven. Na de bevrijding keerden we terug naar Amersfoort
waar een jaar later onze moeder overleed aan complicaties bij een
galblaasoperatie. De tijd die volgde moet voor Vader moeilijk zijn geweest.
Hoewel hij erg opging in zijn werk probeerde hij een goede vader te zijn.
Achteraf denk ik met plezier terug aan de fiets- en autotochtjes op zaterdag- of
zondagmiddag waarop we toen mopperend meegingen. Bijna vijf jaar was Vaders
achternicht Pauline Sara Henriëtte de Graaf-Haspels(3.6.3.), onze tante Pien,
bij ons die liefdevol voor ons kinderen gezorgd heeft.
Zeven jaar later brak de zon weer door in Vaders leven, op 12 februari
1953 trouwde hij met de directrice van ziekenhuis de Lichtenberg, Alijda
Christina van Dijk. Dat werd een gelukkig huwelijk, ondanks de zorgen die ze
vanaf het begin gekend hebben, ook om Vaders gezondheid. Toen een jaar later oom
Kees met tante Clärli trouwde zullen weinigen zich daar zo over verheugd hebben
als zijn broer. Er bestond altijd al een hechte band tussen hen en die was in de
tijd dat ze beide weduwnaar waren alleen maar sterker geworden. Ik denk niet dat
er een dag voorbij ging zonder dat ze elkaar belden. Ik hoor nog oom Kees' stem
als ik de telefoon opnam: "Zo, Julepetuultje, is je pappie thuis?"
Met Moeder Alijd maakte Vader vele reizen, dat was altijd al zijn grote hobby.
Eerst met het gezin en later samen, intens hebben ze daarvan genoten. Die
gelukkige tijd heeft helaas veel te kort geduurd. Net toen we plannen begonnen
te maken voor hun koperen bruiloft, nog voor de twaalf jaar vol waren, stierf
vader op 3 december 1964, 66 jaar oud. Ik denk aan hem terug als iemand op wie
je onvoorwaardelijk kon vertrouwen. Hij had een grote belangstelling en
probeerde ons te betrekken bij de vraagstukken die hem bezig hielden.
Hij was geen uitbundig mens, maar hield van gezelligheid, kon met glinsterogen
zitten genieten en was blij als hij iemand een plezier kon doen.
Hij heeft een grote leegte achtergelaten en ik heb het altijd als een voorrecht
gezien dat ik zo'n vader heb gehad.
Juut van Dullemen - Callenbach (1.3.4.1.)
(Reeds eerder verschenen in "De Profeet",
najaar 1998, nummers 55 en 56.)