Cornelis
Carel Callenbach 1902 – 1962 ( 1.3.6)
Vader
werd op 7 oktober 1902 als 6e en laatste kind van Cornelis Carel
Callenbach (1.3) en Jacoba Jeannette Spruyt in Nijkerk geboren. De eerste dag
van zijn leven werd hij Hans, of voluit Johannes genoemd, maar al snel kregen
zijn ouders spijt en de volgende dag al werd
hij toch Cornelis Carel, naar het broertje genoemd, dat een half jaar
tevoren op 5 jarige leeftijd was overleden. Zo was er dus weer een Kees( je)
in het gezin, vernoemd naar zijn vader, grootvader, overgrootvader en
betovergrootvader. ( vader van de profeet)
De oudste zuster van vader heette Johanna en werd Han ( 1.3.1.) genoemd, zij was
in 1894 geboren. Twee jaar later kwam er een tweede dochter: Frederika Johanna (
1.3.2.), genoemd naar grootvader Spruyt, maar zij werd slechts 10 maanden oud.
Cornelis
Carel ( 1.3.3.) werd in 1897 geboren en overleed in 1902. Als tweede zoon kwam
Frederik Johannes ( 1.3.4) in 1898.
Frederika Maria ( 1.3.5.)werd in 1901 geboren en overleed in 1917.
Vader
is op het Molenplein geboren, maar zijn eerste stapjes zal hij in het mooie,
nieuwe huis aan de Langestraat gedaan hebben. Het huis lag midden in de stad,
maar had een diepe achtertuin, echt een oase van rust. Onder de klanken van het
carillon van de toren van de N.H. kerk, waar zijn overgrootvader gepreekt had,
groeide hij op in het warme en hechte gezin van opa Kees en oma Koosje.
Het echtpaar was dol op elkaar en op hun kinderen. Familieleden en vrienden
kwamen er graag en vaak, bleven soms enige tijd logeren. Ook vluchtelingen uit
België waren welkom en kwamen tijdens de eerste wereldoorlog kortere of langere
tijd naar de Langestraat om op verhaal te komen. Opa woonde niet alleen midden
in de stad, maar stond ook midden in het maatschappelijk leven van Nijkerk in
die tijd. Met zijn vriendelijke persoonlijkheid was hij velen tot steun. Hij was
een geweldig voorbeeld voor zijn kinderen.
Toch is verdriet het gezin aan de Langestraat niet bespaard gebleven. Het
overlijden van 3 van hun kinderen moet heel zwaar zijn geweest.
Na
de lagere school ging Vader naar de HBS in Amersfoort.
In zijn schoolperiode was hij veel en langdurig ziek, waardoor de band met zijn
ouders nog hechter werd. Mogelijk heeft hij toen ook het geduld geleerd, dat hem
in zijn latere leven zo van pas gekomen is. Hij las veel in die tijd: o.a. de boeken van Jules Vernes en
Alexander Dumas. Met opa deelde hij zijn liefde voor vogels, die behalve een
kanarie: Piet in een kooitje, ook een grote volière had. Waarschijnlijk heeft
mijn zuster Coot, (later noemde zij zich naar haar tweede naam Jeannette) (
1.3.6.1) die liefde voor vogels van hem en opa geërfd….
Verder waren er twee hazewindhonden, waar Vader lange fietstochten mee maakte om
ze eens goed te kunnen laten rennen en moe te maken.
De band tussen Vader en zijn 4 jaar oudere broer Frits ( 1.3.4.) was heel hecht
en is dat ook altijd gebleven, ook tijdens hun beider huwelijken. Het vrij
plotseling overlijden van hun moeder Koosje in augustus 1918 was een zware slag
voor opa en de 3 overgebleven kinderen. Vader was toen 15 jaar.
Han, de enig overgebleven dochter, 8 jaar ouder dan Vader, hielp opa de eerste
tijd met het huishouden. Maar in het voorjaar van het volgende jaar trouwde ze
met Cornelis Carel de Vries ( 1.1.3.) en al snel vertrok het paar naar Indië.
Aan de Langestraat kwamen voor opa nu gezelschapsdames om het “mannen”
huishouden draaiende te houden: o.a.
Mary Deutman en later Agatha Bruining- Spruyt, een achternicht van oma.
Na
de HBS lag het voor de hand dat Vader zijn vader in het “Kalkhok” op zou
volgen, een bedrijf in kolen en bouwmaterialen, zodat opa zich meer aan de
Drukkerij zou kunnen wijden.
In 1902 was opa’s neef Kees, Cornelis Carel Callenbach ( 5.1) overleden en
zijn vrouw Jannetje van Ramshorst
had hem gevraagd om haar te komen assisteren
in de leiding van de Drukkerij C.C.Callenbach. Hun oudste zoon George (
5.1.1.) was op dat moment pas 10 jaar oud. Later zou deze als mededirecteur van
de Drukkerij de redactie van de Nijkerksche Courant op zich nemen.
Op
15 februari 1927 trouwde Vader in Nijmegen met Reintje Haspels (3.1.6)
Het jonge paar betrok hun mooie, nieuwe huis “De Meinskamp” , dat zij
aan de Hoogstraat naast de Uitgeverij hadden laten bouwen. Zij woonden er, vond
men, wel héél ver buiten het centrum van de stad! Veel weilanden rondom, echt
een soort buitenleven met koeien in de weide en later in de oorlog ook nog
kippen in de tuin. En een moestuin!
Gelukkige jaren braken aan op de Meinskamp. In december 1928 werd hun oudste
dochter Jacoba Jeannette ( 1.3.6.1.) geboren, vernoemd naar vaders moeder. Er
bleef veel contact met opa op de Langestraat, die genoot van het eerste
kleinkind dat zo dichtbij woonde en niet in het verre Indië, zoals de kinderen
van Han en Cor. Tussen Moeder
Reintje en opa was een heel speciale band, getuige het feit dat ze regelmatig
samen naar Nauheim reisden, waar opa kuurde voor zijn gezondheid en moeder hem
begeleidde, totdat ook Vader zich bij hen voegde, zodra zijn werk het toeliet.
De “tantes” Heleen ( 5.1.2) en Diek (5.1.3), die aan de overkant op
Hoogstraat woonden en zelf geen kinderen hadden, pasten maar al te graag op
Cootje. Tante Heleen schreef zelfs
een boekje over haar: “Cootje”.
Moeders familie uit Nijmegen kwam ook heel regelmatig, vooral tante To ( 3.1.3.)
, de oudste en ongetrouwde zuster
van mijn moeder bleef vaak logeren. Ook nicht Willemientje ( 3.1.5.3.), dochter
van moeders jongste zuster, kwam geregeld in de schoolvakanties als
speelkameraadje voor Coot, want er waren weinig kinderen voor haar in de buurt
om mee te spelen.
Inmiddels
was Vader ook al enige jaren in de directie van de Drukkerij opgenomen, evenals
zijn vader en neef George ( 5.1.1). Het “Kalkhok” aan “het “ Singel was
in 1927 overgedragen aan neef Jan de Vries (1.1.7.), die zijn zeemansbestaan
opgeven had om zich in Nijkerk te vestigen.
Al spoedig na het overlijden in 1939 van zijn neef Cees, C.C.Callenbach (
5.7.3.) werd Vader tevens lid van de directie van Uitgeverij G.F.Callenbach, het
bedrijf dat hij al vele jaren als commissaris goed kende. Opa schreef in zijn
brieven aan Han in Indië zeer lovend over de manier waarop zijn zoon Kees, als
jonge man, met tact en inzicht die taak vervulde. Onder leiding van hem en van
de heer Arnold Knottnerus kwam het bedrijf verder tot grote bloei en bekendheid
in Nederland.
Steeds meer trad Vader in de voetsporen van opa. In tal van besturen in Nijkerk
volgde hij hem op, maar ook in de Drukkerswereld was hij een geliefd en gezien
persoon. Hij was een innemend en vredelievend mens, met een kwinkslag wist hij
vaak mensen voor zich te winnen, zowel op zakelijk gebied als in de
familiekring.
Thuis
bij en met Moeder Reintje kon hij zich ontspannen van zijn drukke en soms
zorgelijke zakenleven. Ze genoten van fiets-of autotochtjes op de Veluwe.
Vader was een ware christen, niet zozeer in woorden, als wel in daden. Hij was
één van de oprichters van de Stichting voor Evangelisatie, een groepering die
een vrijzinniger richting binnen de Nederlandse Hervormde Kerk nastreefde.
Met grote ijver heeft hij zich steeds ingezet
voor de bouw van de “zijn” Vredeskerk. Hij wilde er graag samen met
de andere bestuursleden een mooi gebouw van maken, met echte luidklokken. De
laatste klok schonk hij de kerk na zijn dood. Het carillon uit zijn jeugd had
indruk gemaakt!
Op 2 augustus 1938 werd ik als tweede dochter ( 1.3.6.2.):
Reintjen geboren. Wat waren
Vader en Moeder dankbaar, dat
eindelijk de vurig verlangde gezinsuitbreiding kwam. Voor Cootje zal het niet
meegevallen zijn, om na ruim 9 jaar het alleenrecht te verliezen en ineens met
een klein zusje, dat alle aandacht opeist, rekening te moeten houden.
Uitbundig werd de koperen bruiloft van Vader en Moeder in 1939 met de hele
familie op de Meinskamp gevierd. Dat was goed, want na het uitbreken van de
tweede wereldoorlog, braken er voor mijn ouders onzekere tijden aan.
In
het laatste oorlogsjaar kwamen oom Frits, vaders broer, en tante Paula met hun
kinderen Juut (1.3.4.1.), Kees (1.3.4.2.) en Lies (1.3.4.3.) bij ons wonen. Voor
ons kinderen een gezellige tijd, hoewel ik wel moest leren omgaan met nichtjes
en een neef, die wel eens mijn speelgoed kapot maakten, omdat ze er minder
voorzichtig mee waren dan ik.
Het
moet achteraf gezien een hele inspanning voor onze ouders geweest zijn om ons
een veilig en gezellig thuis te kunnen bieden, maar ze slaagden er wonderwel in.
Ook op het platteland werd het eten schaars en Vader en oom Frits gingen
geregeld “de boer op” om voor hun eigen gezin en passanten uit het westen
voedsel te vergaren. Soms moesten ze tijdelijk verdwijnen, zelfs onderduiken,
waardoor op een kwade dag door hun afwezigheid de beide moeders opgepakt en in
het stadhuis vastgehouden werden. Het liep gelukkig goed af, zoals mijn zuster
Coot in haar dagboek schreef . Haar verhaal verscheen onlangs in de
“Profeet”. Voor haar als bijna 16-jarig meisje dat alles heel bewust
meemaakte, moet die tijd wel angstig zijn geweest. Maar ik kan me eigenlijk
alleen maar leuke dingen herinneren. Na de bevrijding vertrokken oom Frits en
tante Paula met hun kinderen weer naar Amersfoort.
Het
overlijden van moeder Reintje in mei 1947 aan borstkanker was een grote schok,
die ons leven totaal veranderde. Voor Vader moet die periode heel zwaar zijn
geweest, niet alleen het verlies van zijn geliefde vrouw, maar ook de ziekte van
Coot, die zich net geopenbaard had en haar opname in een kliniek, moest hij
alleen verwerken. Al spoedig kwamen bij ons, evenals bij opa destijds, dames in
huis wonen om het huishouden te verzorgen.
Oom
Frits was in die tijd een geweldige steun. Hij had een jaar eerder zijn
dierbare vrouw Paula verloren. In de zomers die volgden reisden de broers een
paar maal samen met de auto naar het toen héél verre Spanje. Vol verhalen en
met exotische foto’s en geschenkjes kwamen ze thuis.
Ze belden elkaar dagelijks. Vaders: “zo Frederik hoe staat het leven?” ,
alsof ze elkaar lang niet gesproken hadden…., klinkt nog in mijn oren.
Op 15 november 1951 trad Coot in Leiden in het huwelijk met Gerrit Donkersteeg,
van wie ze in 1956 weer gescheiden is.
Hun zoon Cornelis Carel ( 1.3.6.1.1.) werd op 16 april 1952 in Leiden geboren.
Na
zeven jaar brak voor Vader de zon weer door. In Zwitserland had hij een collega
ontmoet Clärli Herren-Nauer, die
in Zollikon de uitgeverij van haar overleden man leidde: Der Evangelischer
Verlag. Over de uitgave van de Kirchliche
Dogmatik van de beroemde theoloog Karl Barth door Uitgeverij G.F.Callenbach,
waren ze het snel eens. Maar over vaders huwelijksaanzoek moest langer nagedacht
worden, want het zou voor haar en voor haar 11 jaar oude dochter Eva een grote
stap worden om in plaats van bergen alleen nog maar polders te zien! Om over de
taal-en cultuurverschillen nog maar niet te spreken.
Maar gelukkig voor ons allemaal heeft Clärli de sprong gewaagd en traden zij in
oktober 1954 in de kerk in Zollikon in het huwelijk, ingezegend door Prof. Henk
Berkhof, inmiddels een goede huisvriend van beiden.
Eva, 5 jaar jonger dan ik, leerde snel Nederlands, zo goed zelfs, dat haar
docenten op de middelbare school niet eens merkten dat het niet haar moedertaal
was. Vader ontpopte zich als een geweldige vader voor haar. Ze daagden elkaar
uit, discussieerden en genoten van elkaar. Voor beide een prachtige ervaring,
die helaas maar 7 jaar duurde tot vaders dood. Vadertje, zoals Eva hem
liefkozend noemde, heeft een onuitwisbare indruk op haar achtergelaten.
Oom Frits was het jaar daarvoor weer hertrouwd met Aleid van Dijk. Nu konden de
broers hun prille huwelijksgeluk weer met elkaar delen en dat deden ze volop,
want de vriendschap tussen beide families bleef.
In zijn dierbare Zwitserland, waar Vader al sinds zijn jonge jaren door zijn
kuren en vakanties zo verknocht aan was en na zijn huwelijk met Clärli zoveel
te meer, trof het noodlot hem. Op 2 februari 1962 stierf hij op 59 jarige
leeftijd in een ziekenhuis in Zürich aan een hartinfarct. Zijn geliefde vrouw
Clärli bleef na de dood van haar tweede echtgenoot ontredderd in Nijkerk
achter.
Zijn
heengaan kwam voor ons allen te vroeg, er was nog zoveel voor hem te doen en te
genieten geweest, menselijkerwijze gesproken.
Vader herinner ik me als een blijmoedig, opgewekt en eerlijk mens. Hij genoot
van de gezelligheid in huiselijke kring en wist met zijn grappige opmerkingen
voor veel hilariteit te zorgen. Hij was een lieve, zorgzame vader die me bagage
voor het leven heeft meegegeven.
Reintjen
Koning-Callenbach ( 1.3.6.2.)