De radzzia van 1 oktober
1944.
Uit het dagboek van Jacoba Jeannette (Cootje) Callenbach (1.3.6.1)
Zondagmorgens hoorden we dat de Putterstraatweg afgesloten was en onder vuur
lag. Er was namelijk in de omgeving van Putten een aanslag gepleegd op een
Duitser, die in een auto zat en vermoedelijk belangrijke papieren bij zich had
en nu vermoeden men dat het daarmee in verband stond, dat bleek achteraf waar te
zijn.
De gehele dag verliep verder rustig, totdat ’s avonds de telephoon ging, dat
Mijnheer Knottnerus, directeur van de Uitgeverij was opgehaald.
Er was een grote razzia, als de mannen niet thuis waren, namen ze de vrouwen
mee, en dan eerst zouden ze het hele huis doorzoeken. ’s Middags hadden we al
alles nagezocht of er geen illegale blaadjes waren of zo iets van dien aard. Op
aanraden van tante Paula had mamma een dikke jurk aangetrokken, als ze misschien
eens mee moest. Omstreeks half 8 ging mijn moeder nog even een brief posten voor
mijn vader. Tante Paula en ik zijn alleen thuis met de vier kleine kinderen.
Tante Paula bracht Liesje naar bed en ik lees de anderen voor. Dan ….. een
zware klap op de deur. Ik schrik op en luister scherp. Tante Paula gaat
opendoen. De kinderen merken dat er iets aan de hand is. Ze vragen: “Wat is
er?” “O, niets” zeg ik en probeer weer verder te lezen mijn stem hapert zo
nu en dan wel eens een beetje.
“Wat doet Mammie toch beneden Coot” vraagt Kees. Ik hoor niet, dat Keesje
wat aan me vraagt, lees maar verders zonder te begrijpen wat ik lees. Kees
herhaalt zijn vraag. Op hetzelfde ogenblik komt er een Duitser de trap
opstormen, met een ruk gaat de deur open. In de deuropening staat een Duitser
met een Tommijgun in aanslag. Hij wil de kamer doorzoeken, maar dan ziet hij ook
hoe verschrikt de kleintjes naar hem kijken, hij glimlacht tegen ze en verdwijnt
weer.
Vijf minuten later hoor ik beneden Tante Paula roepen, ik ga er gauw na toe. Als
in een droom hoor ik haar zeggen: “Ik moet mee Coot” Nog even gaat ze de
kinderen welterusten zeggen en gaat dan mee. Nu ben ik nog alleen overgebleven
met de vier kleintjes.
Beneden hoor ik gestommel, gelukkig Bertha het meisje van tante Paula is er. Ze
had gemerkt dat haar “mevrouw” mee moest en kwam eens kijken hoe het ging.
In die tussentijd kwam Mamma ook weer thuis.
Tegen 9 uur weer de klopper op de deur, er zijn 3 Duitsers die vragen of Pappa
nu thuis is. Meteen stappen ze binnen en gaan het hele huis doorzoeken met onze
knijpkat, die ze later in hun zak willen steken.
Even later komen ze ook
de eetkamer binnen. De gewone soldaat kijkt in de kasten, onder de tafel, achter
de gordijnen, achter de stoelen overal kijkt hij. De Feldwebel ruikt of er niet
gerookt is, dan schijnt hij met een zaklantaarn mij in het gezicht en vraagt:
“Sind sie die Tochter?” Ik knik. Dan vraagt hij me nog aldoor belichtend:
“Ist der Vader zu Hause?” “Nein, mein Vater ist nicht zu Hause” Hij
lacht een beetje schamper er bekijkt me van kop tot teen.
Mamma komt binnen ze moet mee. Ze geeft me een zoen en ik laat hen uit. Dan ben
ik met Bertha alleen. Om 12 uur wordt we weer geklopt. Tante Paula wordt terug
gebracht. We blijven nog even op, dan gaan we naar bed.
De volgende dag was het nog erg onrustig in Nijkerk. Je hoort overal verhalen;
wie er zijn opgehaald en hoeveel. Er waren 44 mensen opgehaald. Mamma heeft 5
dagen vastgezeten. Drie maal per dag mochten we eten brengen, meestal ging ik
het brengen, want de Feldwebel liet mij altijd wel eventjes binnen. De andere
mensen niet; later mochten die ook wel.
Maandag 20 october zal ik niet gauw vergeten. Ik liep op straat te wandelen,
toen ik in de richting van Putten ineens een rosse gloed zag, die hoe langer hoe
erger werd. Er liepen een paar mensen op straat, die vroeg ik aan wat dat was.
“Het is brand” zei een klein mannetje “in Putten daar worden 104 huizen
verbrand de moffen hebben het gedaan” zei hij verklarend.
Op het gemeentehuis, waar de mannen en vrouwen zaten, had de Obersturmfürher
gezegd dat het met Nijkerk precies zo zou gaan. De mannen naar Duitsland, de
vrouwen en kinderen weg en de huizen verbrand, als de misdadigers niet werden
gevonden.
6 October is mamma weer vrijgekomen, de mannen pas 27 à 28 october. Mijn vader
is die tijd ondergedoken geweest.
De redactie kreeg
van Reintjen Koning-Callenbach (1.3.6.2) een aantal fotokopieën uit het dagboek
van haar zuster Jacoba Jeannette (1.3.6.1), in die tijd nog Cootje genaamd.
Aangezien het dit jaar 60 jaar geleden is dat het ‘drama Putten’ zich
voltrok, leek het me goed uit dat dagboek de desbetreffende pagina’s op te
nemen. Veel lezers van De Profeet zullen zich deze gebeurtenissen herinneren.
De tekst van Cootje is letterlijk overgenomen, correcties zijn niet aangebracht.
Ter verduidelijking de volgende toelichting: Coot was toen 15 jaar (geb.
12.12.1928). De heer Knottnerus was de mededirecteur van haar vader Kees (C.C.,
1.3.6). Tante Paula was de vrouw van Kees’ broer Frits (F.J., 1.3.4) en –in
de termen van nu- de moeder van Juut, Liesje (1.3.4.3) het jongste zusje van
Juut en Kees (1.3.4.2), haar broer. Reintjen (1.3.6.2) komt in het verhaal niet
voor.
(G.F. Callenbach)
(Uitgave De Profeet van de Veluwe,
najaar 2004, nr. 70)