C.C. Callenbach, een Réveildominee
Steven de Jeu (1.1.7.4) vond op Internet twee artikelen over
het predikantschap van C.C. Callenbach. Ze waren gebaseerd op een boek van W.
van der Zwaag, Twaalf Réveilgetuigen, Willem Bilderdijk en zijn
geestverwanten [gebroeders Koster 2003]
Lang niet alle donateurs zullen bekend zijn met het leven van CCC. Daarom heb ik
gegrasduind in deze de artikelen en citeer ik daaruit (cursief).
Cornelis Callenbach werd op 28
januari 1803 te Amsterdam geboren. Staatkundig gezien was het een veelbewogen
tijd en in maatschappelijk opzicht heerste er een schrijnende armoede.
De jonge Callenbach ging theologie studeren in Leiden. [
... ] Op de 'boek-verkooping bij Menzel' is de jonge student Cornelis
Carel Callenbach met Bilderdijk, de oude dichter, [ … ]
in aanraking gekomen: het begin van een hechte vriendschap.
Bilderdijk speelde een belangrijke rol in het Réveil,
een beweging die opriep tot herstel van de oudkerkelijke traditie en tot het in
praktijk brengen van de godsdienst in het dagelijkse leven en die de nadruk
legde op zonde en bekering. Het "was de wieg van de evangelische beweging,
maar introduceerde ook een sterke maatschappelijke bewogenheid in de kerk"
(Theo Veldhuis in www.transformations.nl) .
Toen Callenbach een beroep had aangenomen naar Kortenhoef ging hij afscheid nemen bij Bilderdijk. Hij verzocht hem zijn zegen te mogen meenemen: 'na het uitspreken van een kort maar vurig gebed, legde de grijze dichter zijne bevende handen op het hoofd van den jeugdigen nog blozende candidaat onder het uitspreken van een hartelijken zegen.' Er was een hechte band ontstaan, die tot de dood van Bilderdijk in 1831 zou blijven bestaan. Callenbach vernoemde zelfs een zoon naar hem. [ … ]
Callenbach trouwde kort na intrede in Kortenhoef met Catharina Hendrika Meerburg, zus van George Frans Gezelle Meerburg. Uit dit zeer gelukkige huwelijk werden zeventien kinderen geboren. Twee van hen werden ook predikant en drie zijn op jeugdige leeftijd overleden. Hij werd bevestigd met de woorden van 2 Korinthe 12:9a 'Mijn genade is u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht.' Tijdens zijn driejarig verblijf in Kortenhoef ontving hij een tiental beroepen. Hij was dus al meteen een geliefd prediker. Uit de wijde omtrek kwamen mensen naar hem luisteren. De prediking die hij bracht werd niet van elke kansel in die omgeving gehoord. Zijn karakter was vredelievend. Dit blijkt wel uit zijn verdere leven. [ … ]
Hoewel Callenbachs kerkdiensten door' eene talrijke gezindte
worden ondersteund' moet de burgemeester echter verklaren dat' deze gezindte
meestal bestaat uit lieden van de geringere volksklasse.' Deze hebben er 2 à 3
uur reizen voor over om bij hem naar de kerk te gaan. Maar de burgemeester vindt
dat een' zekere scheuring is ontwikkeld onder de Gereformeerde Gemeente (=Ned.
Herv. Kerk) althier' Hij maakt zich zorgen dat door de 'partijgangers' de
armenverzorging in het gedrang zou kunnen komen.
Kritiek komt er ook van andere zijde. In zijn ambtelijk gebed had hij zich
bijvoorbeeld uitgedrukt, dat de Koning zich mogt bekeren'. Mede hierdoor wil men
Callenbach graag overplaatsen naar een omgeving waar hij minder kwaad kan doen.
[ … ]
Callenbach weet niet goed wat hij met de
formuliergebeden aan moet. Daarom vraagt hij het aan Bilderdijk. Deze geeft als
antwoord dat de formuliergebeden soms heilzaam kunnen zijn, als we niet kunnen
bidden, en kunnen ons vertroosten en bemoedigen. Maar 'het gebed des Heeren
onderscheidt zich daarin van alle formulieren, dat het altijd alom en in alles,
toepasselijk is.' [ … ]
In 1828 wordt hij beroepen te Nijkerk. De toestemming werd niet zomaar gegeven, want Callenbach stond bekend als een 'Bilderdijker' en hij had zich een publieke tegenstander verklaard van de voorgeschreven koepokinenting. Bilderdijk zei hierover: 'God beware elk onzer, van de Vaccine aan te prijzen, en den Kerkelijken leerstoel of zijn ampt van Dienaar Gods [ … ] te misbruiken [ … ]' Niettemin: 'alles is in deze verfoelijken tijd van gewetensdwang voor den Christen mogelijk.'
[ … ] In deze periode was er in Nijkerk een ‘opwekkingsbeweging’.
Een ‘opwekking’ begint met een diep zondebesef waarbij de kruisiging van
Christus centraal staat. Dat besef bracht mensen tot bekering. Kennelijk had
deze beweging ook invloed op de kerkgang. Veel mensen
kwamen naar Callenbach luisteren. Men dacht zelfs dat er meer dan tweeduizend
mensen volgepropt in de Grote Kerk zaten. Het gezelschap floreerde als nooit
tevoren. Samen meer dan duizend mensen! De predikanten stonden hier niet
negatief tegenover en gaven soms zelf hieraan leiding! De algemene uitroep was
dan ook geworden: 'Nijkerk is Nijkerk niet meer!
[ … ] Ds. H.H. Donker Curtius, destijds predikant
te Arnhem en voorzitter van de Hervormde Synode, [ … ] was niet blij
met wat er in Nijkerk gebeurde en was bang dat het [ de opwekking?] zich
verder zou verspreiden. De Nijkerkse predikanten deden er trouwens alIes aan om
de opwekking en de daarmee gepaard gaande opschudding en pennenstrijd, buiten de
publiciteit te houden. Maar hierin slaagden zij niet. In een alarmerende brief
schrijft deze Donker Curtius: 'men zegt dat er zijn, die op de straat
nedervalIen om te bidden.' In een andere brief zegt hij: 'maar, zoo lange de
Veluwe geene zuivering ondergaat ten aanzien van eene partij ellendige
predikanten, zullen wij altijd van dat gehaspel hebben.'
In deze zelfde tijd (1834) speelde de ‘Afscheiding’,
waarbij gemeenteleden zich afscheidden van de Nederlandse Hervormde Kerk. Ze
vonden dat deze kerk was afgegroeid van haar oorsprong. Ds De Cock was één van
hen. Tijdens een reis bracht [ … ] ds. Hendrik de Cock [
… ] een bezoek aan Callenbach. Hier overnachtte hij
ook. Na enkele dagen vergezelde Callenbach hem naar Utrecht, waar een bezoek
werd gebracht aan Kohlbrugge. Toen De Cock zei: 'Callenbach, wij zijn toch
ééns Geestes, sluit je toch bij ons aan', zei Callenbach: 'Ja, De Cock, wij
zijn ééns Geestes. Maar als je moeder hoereert, dan blijft,zij toch je moeder!
Daarom kan ik niet meedoen en haar verlaten.'
De Afscheiding heeft, in tegenstelling tot de Veluwe, in het Land van Heusden en
Altena diepe sporen getrokken. Hier was Callenbachs zwager predikant. In Nijkerk
deden zich geen moeilijkheden voor. Waarom ging Callenbach niet mee met de
Afscheiding? J.C. Rullmann denkt dat Callenbach te vreesachtig van aard was om
hiervoor partij te kiezen, maar het is de vraag of dit waar is. Voor trouw aan
de kerk der vaderen was soms zeker zoveel moed nodig als voor deelname aan een
afscheiding.
Met de irenisch-gezinde Gezelle Meerburg, de 'Melanchton van de Afscheiding',
bleef Callenbach trouwens tot het laatst van zijn leven een goede
verstandhouding bewaren (het was een zwager van hem). Een kind werd zelfs naar
hem vernoemd. Openlijk sprak hij ook zijn sympathie uit voor zijn afgescheiden
broeders; hij deed dit bijvoorbeeld met een preek over 'Zalig zijn die vervolgd
worden'. Deze preek werd in druk uitgegeven, wat uitnodigingen opleverde om in
afgescheiden gemeenten voor te gaan.
[ … ] Al ging Callenbach dus niet met de
Afscheiding mee, de ernstige bezwaren bleven. Samen met andere
vertegenwoordigers van het Réveil streed hij voor kerkherstel. [ … ]
Ook onderhield Callenbach een briefwisseling met Groen van
Prinsterer. Callenbach was tevens medewerker van het periodiek De Vereeniging
'Christelijke Stemmen', het orgaan dat wekelijks werd uitgegeven door de
'Christelijke Vrienden'.
Mooi is de briefwisseling van Isaäc da Costa met Abraham Capadose; hierin lezen
dat de 'waarden broeder Kallenbach met zijne allerliefste vrouw' bij Capadose
had gelogeerd. 'Met veel samenstemming des harten en innig genoegen hebben wij
die dagen met de vrienden Kallenbach doorgebracht; men moet hem bij nader
kennismaking liefhebben; hij is als een kind, vol liefde, vol vertrouwen en die'
t geen hem wellicht aan bijzondere doorzicht en vooral aan kennis van de
tegenwoordige stand van zaken ontbreekt, voorzeker door zijn echt evangelische
stand, kinderlijk en welgegrond geloof en vertrouwen van zijn aandeel aan , ‘t
zoenoffer van Christus en in 'talgemeen door eene groote mate van liefde en
geestelijke blijdschap, mij zeer nuttig en tot blijdschap is geweest.
Meer dan eens komt de mensenkenner Capadose in zijn
correspondentie op de 'dierbare' of 'lieve' Callenbach terug. 'Callenbach is
iemand die men lief moet hebben om zijn kinderlijk geloofsbestaan en hartelijke
liefde. Zijn verstand is niet zeer groot, echter in de dingen des heils is hij
wel gegrond en hij mag met zegen arbeiden: wij hebben hem twee recht goede
preeken hooren doen, maar om met eerstbeginnenden te spreken heeft hij volstrekt
geen bekwaamheid.'
In Nijkerk werden drie diensten op zondag gehouden, , s morgens 2000 mensen, , s middags 1200, '5 avonds weer 2000. In Nijkerk heeft Callenbach in totaal 23 jaar gewoond. Te Nijkerkerveen, dat zowel burgerlijk als kerkelijk onder het bestuur van de stad Nijkerk viel, werd één van de eerste christelijke scholen gesticht, zodat wel gesproken werd van een Réveilschool. Dit dorpje was bijzonder armoedig, het merendeel was analfabetisch en men woonde in hutten! Callenbach trok zich deze toestand aan en sloeg deze armelijke huisjes niet over, omdat de geestelijke en zedelijke toestand veel te wensen overlieten. Met behulp van enkele kapitaalkrachtige vrienden slaagde Callenbach erin een schooltje te stichten. Op 6 april 1847 werd het geopend. Vanaf 1850 was Johannes van Noort meester van deze school. Een rijke freule, jonkvrouw Van der Burch van Spieringshoek, richtte voor de meisjes een naai- en breischool op.
In 1856 stierf Callenbach' s vrouw nadat hijzelf herstelde na een ernstige ziekte. Dit was aan de vooravond van hun 30-jarige huwelijk. In 1861 nam Callenbach een beroep aan naar Elburg. Niet alle Nijkerkers vonden het erg dat hij wegging: er waren gemeenteleden die zich op openbaringen buiten de Schrift beriepen en afgingen op eigen bevinden en aandoeningen. Dit achtte Callenbach namelijk een dodelijk gevaar. 'DE LIJDELIJKHEID VOORAL IS EEN KANKER, DIE, WORDT ZE NIET TER GOEDER URE UITGESNEDEN UIT HET LID, HET GEHEELE LICHAAM DREIGT MET EENEN VREESELIJKE DOOD.'
Zes jaar heeft Callenbach de gemeente van Elburg gediend. Gezondheidsredenen noopten hem om in 1867 emeritaat aan te vragen. Hij verhuisde naar Valburg bij EIst, waar hij ook is gestorven (25 oktober 1873). Hij werd hier vergezeld van 7 van zijn dochters, van wie er 5 ongehuwd zijn gebleven! Zijn naam leeft nog voort in de naam van de uitgeverij die in Nijkerk is gevestigd (van zijn zoon).
Gégé Callenbach (5.7.2.2)
(Eerder gepubliceerd in het familieblad "De
Profeet van de Veluwe", jaargang 22, najaar 2006. nr. 74)
Zie ook: http://kerkgeschiedenis.web-log.nl/kerkgeschiedenis/2006/01/cc_callenbach_e.html